D2.6 Netwerken met collega’s

Hoewel contacten met collega’s misschien minder belangrijk lijken voor de praktijkvoering dan de contacten met uw patiënten, kan de steun en stimulans van uw collega’s toch in een aantal gevallen goed van pas komen.

Netwerken

Contacten hoeven niet noodzakelijkerwijs in een georganiseerd overleg plaats te vinden. Er kan contact zijn op momenten dat daar behoefte aan is. Denkt u maar aan de contacten tussen Carla, Nanda, Natalie, Jacques en Tineke.

Naast de formele zaken waar men zich voor inzet, zien de meeste beroepsverenigingen ook grote voordelen in het versterken van de band tussen de leden onderling. Een betere onderlinge band heeft tot gevolg dat er een netwerk is van gelijkgezinden waar u als individuele therapeut op terug kan vallen en waar de vereniging uit kan putten als men op zoek is naar een bepaalde deskundigheid.

Bij de samenwerking met collega’s kunt u bijvoorbeeld denken aan:

▪      moeilijke gevallen waar u niet uit komt;
▪      het doorpraten van zakelijke aspecten van de praktijkvoering;
▪      het ontwikkelen van nieuwe initiatieven om uw praktijk beter te laten lopen;
▪      een uitwisseling van gedachten over specifieke onderdelen van het vakgebied.

Naarmate het netwerk hechter is of uitgebreider, zijn er meer mogelijkheden voor de individuele therapeut.

Een collega hoort dat er behoefte is aan iemand die een lezing geeft over een bepaald onderwerp. Die collega weet dat dit onderwerp uw speciale belangstelling heeft, en vraagt u of u de lezing wilt houden.

Een collega die vijftig kilometer van u gevestigd is, krijgt een telefoontje van een patiënt die bij u in de buurt woont. Omdat die collega u kent en weet hoe u werkt, wijst hij de patiënt erop dat er iemand in de buurt is van zijn woonplaats naar wie hij toe kan.

Het opbouwen van een netwerk begint dikwijls door regelmatig contact met collega’s in kleine studiegroepen, op congressen, seminars en andere bijeenkomsten. Er kunnen netwerken ontstaan op meerdere niveaus: studie- of werkgroepen, regionale contactgroepen, beroepsverenigingen, internationale verenigingen.

Mensen maken dikwijls deel uit van verschillende netwerken. Als lid van een beroepsvereniging maakt u deel uit van netwerken binnen die beroepsvereniging. Als individu maakt u echter ook deel uit van andere netwerken, bijvoorbeeld op lokaal niveau: de oudervereniging van de school van uw kinderen, de sportvereniging.

Het kenmerk van netwerken is, dat ze vaak informeel zijn en dat er geen hiërarchische structuur is en dat ze juist om die reden grensoverschrijdend kunnen zijn. De contacten vinden plaats op het moment dat er behoefte aan is. Daardoor worden de contacten als zeer zinvol ervaren. Wat in formele structuren niet te vatten is, lijkt in netwerken dan ook soms als vanzelf te kunnen gebeuren.

Bij netwerken kunt u ook denken aan contacten buiten uw vakgebied. Voor een aantal zaken heeft u bijvoorbeeld advies nodig van een deskundige. Wanneer u van anderen weet hoe hun ervaring is met een bepaalde adviseur, kunt u vervolgens zelf informatie inwinnen bij die adviseur. Als u bijvoorbeeld niet zo veel over computers weet, dan is er misschien iemand in uw omgeving die u kan adviseren bij de aanschaf. En wellicht kent uw buurman iemand die bij een automatiseringsbedrijf werkt, die u op een avond wil helpen bij het installeren van uw pas aangeschafte computer.

Het is heel handig als u verschillende mensen kent die u kunnen helpen, bij wie u met vragen terecht kunt of die u de juiste weg kunnen wijzen om achter de informatie te komen die u nodig heeft om een beslissing te kunnen nemen.

Tineke vraagt de anderen of de volgende bijeenkomst op een andere avond kan. Ze heeft op maandagavond een gesprek met iemand die voor een beroepsvereniging een beroepsprofiel op wil stellen. Dat kon niet op een andere dag. Die man had contact met haar opgenomen omdat Tineke zelf in haar beroepsvereniging in een commissie heeft gezeten die zich bezighield met het opstellen van een beroepsprofiel.

`Dat is toevallig’, zegt Nanda, `vorige week was ik op een reünie van de middelbare school en toen kwam ik een vriendje van vroeger tegen. Hij is nu ergonoom en hij vertelde dat hij meegewerkt heeft aan het opstellen van het beroepsprofiel voor hun vereniging. Als je wil kan ik je zijn telefoonnummer geven. Hij heeft vast wel een exemplaar van hun beroepsprofiel voor je.’

Uit Een Gezonde Zaak, zakelijke adviezen voor de therapeutenpraktijk, Hst. 4 Contacten – Collega’s, Wim van Veldhuizen en Eric Koedam, uitgave 2010

Ga verder met D2.7 Sociale netwerken