D3.2 Koppen en bijschriften

Doel

Een kop is een opschrift boven een journalistieke tekst.
Het doel van de kop is:

  • informatie geven aan de lezer
  • de nieuwsgierigheid prikkelen

Koppen zijn structurerend en helpen de lezer om het nieuws te selecteren. Koppen moeten daarom ook nieuws bevatten. Een kop die wordt gelezen is aantrekkelijk, spreekt aan en slaat op het artikel.

Een kop moet dus aandacht trekken, structuur geven en moet samenvatten.

Soorten koppen

  • Kopzin
    Geeft aan waar het artikel over gaat.
    Stimuleert tot verder lezen.
  • Chapeau of bovenkop
    Inleiding op kopzin.
  • Onderkop
    Toelichting op kopzin.
  • Tussenkop
    Verdeelt het artikel of tekstblok in stukken.
  • Streamer
    Levert meer aandacht op dan tussenkop.
    Een uitspraak of citaat.
  • Lead
    Inleiding op een artikel
  • Teaser
    In afwijkend lettertype.
    Uitspraak of stelling.
    Omkaderd of door kleur eruit gelicht

Een goede nieuwskop

  • Bevat de essentie van het nieuws en is daarom in de lead terug te vinden. Vaak staat het nieuws in de beginzin maar in ieder geval in de eerste alinea (de lead) van het bericht of nieuwsverslag.
    Een opinie, conclusies van onderzoeken en citaten krijgen aanhalingstekens. Als de bron in de kop vermeld staat, vervallen de aanhalingstekens.
    Bij een controversiële opinie als citaat is vermelding van de bron in de kop gewenst.

          Gezondheidsorganisatie:

        Borstkanker door abortus

in plaats van

      “Borstkanker door abortus”

  • Is duidelijk en volledig.
    Druk één idee uit en niet verschillende.
    Het onderwerp waar het over gaat, staat vooraan. In het bovenstaande voorbeeld draait het om borstkanker en niet om abortus. Een verkeerde kop zou zijn: “Abortus veroorzaakt door borstkanker”.
  • Bevat ten minste drie van de vijf w’s (wie, wat, waar, wanneer, waarom en hoe).
    Welke is afhankelijk van het bericht. Meestal staan wie en wat erin en als derde hoe of waar.
  • Is slechts voor één uitleg vatbaar.
  • Is specifiek.
    Open deuren bevatten niet genoeg informatie.
  • Is beknopt.
    Koppen moeten de lezer in één oogopslag duidelijkheid bieden wat de essentie is van het nieuws. Voorspelbare lidwoorden, voorzetsels en hulpwerkwoorden mogen doorgaans achterwege gelaten worden.
  • Bevat geen afbrekingen, noch onbekende afkortingen.
    Afbrekingen maken een kop onduidelijk en verwarrend. Afkortingen mogen alleen gebruikt worden als ze gangbaar en algemeen bekend zijn (KLM, MKB, ABN-AMRO)
  • Begint niet met een voorzetsel.
    Dus niet ‘Bij huisartsen veel verzet tegen apotheekregeling’, maar ‘Huisartsen verzetten zich tegen apotheekplan’.
  • Bevat geen uitroepteken of vraagtekens.
    Koppen dienen voor zich te spreken en hebben geen verdere nadruk nodig. Een kop is zo neurtraal mogelijk. En de lezer wil duidelijkheid hebben, niet opgezadeld worden met vragen. Vragende koppen zijn onduidelijk en bevatten geen nieuws. Dus niet: ‘Hoe is het onderzoek van de Consumentenbond afgelopen?’, maar ‘Consumentenbond geeft klassiek homeopaten een 9,5’.
  • Bevat doorgaans een werkwoord in de actieve vorm en tegenwoordige tijd en zo min mogelijk in de lijdende vorm.
    Het gebruik van een werkwoord in de tegenwoordige tijd brengt actie en dynamiek in een kop, maakt die kop aantrekkelijk en vergroot de kans dat het bericht of verslag wordt gelezen. Koppen moeten leven.
    Werkwoorden die logisch zijn, kunnen worden weggelaten. Dus ‘Claus niet naar Japan’ is net zo duidelijk als ‘Claus gaat niet naar Japan’.
    Drie naamwoorden of meer achter elkaar is vaak te veel en levert onduidelijkheden op. Denk aan ‘Voorstel: commissie deelraad binnenstad’ of ‘Kans vastlopen ontwikkeling bouwlocaties in centrum’.
  • In nieuwskoppen is geen plaats voor oubolligheden, woordspelingen, humor of overdrijving.
    De kop ‘Arts gaat broekje te buiten’ boven een bericht over een arts die ontucht heeft gepleegd is misschien spits gevonden maar te lollig voor zo’n serieuze zaak.

Bij onderwerpen met human interest, sfeerverslagen zijn koppen minder gebonden aan ‘regels’ en kan de redacteur meer een beroep doen op zijn eigen fantasie en creativiteit. Woordspelingen, spreekwoorden, kreten en vragen zijn toegestaan, evenals humor of een verrassende wending.

Bij een vrij verslag, een interview of een reportage moet de kop de lezer verleiden tot het lezen van het stuk. Als de lezer een prikkelende kop al te snel terugvindt in de tekst, verdwijnt te prikkel te verder lezen.
De kop dient hierbij wel zo veel mogelijk de lading te dekken, maar het artikel mag op een speelse, prikkelende, grappige, spraakmakende of sfeertekenende manier gekopt worden. Clichés, oubolligheden, te flauwe woordspelingen of nietszeggende koppen zijn wel uit den boze.
Voorbeelden van leuke koppen: ‘Hoofdluis baart kopzorg’, ‘Boeren balen van ballonnen’ of ‘Soms kijken ze nooit’ boven een artikel over televisieverslaving.
De redacteur komt op een goede kop door het spelen met synoniemen, het zoeken naar verbanden, proberen te allitereren en te associëren.

Ook zijn er onder- en bovenkoppen mogelijk. Deze koppen kunnen een specificatie van de kop zijn, een uitbreiding. Ze mogen niet in strijd zijn met de kop. Ook mogen ze geen tegenstellingen bevatten ten opzichte van de kop of gaan over twee afzonderlijke nieuwsfeiten of elkaar herhalen.

Bron: Basisboek journalistiek, van Kussendrager, van der Lugt en Rogmans.

 Koppen als blikvanger

  • Nieuws vertellen
    ‘Bericht uit Tunesië’ wordt ‘Tunesië toch bevrijd!’
  • Iets te raden overlaten
    ‘Programma 2010’ wordt ‘Tijd voor nieuwe inspiratie’
  • Uitdagen
    ‘Bezoek aan FJC open dag’ wordt ‘Wedden dat je geen spijt krijgt?’
  • Aansporen
    ‘De ondernemersbeurs in de IJsselhallen’ wordt ‘Bezoek de beurs in de IJsselhallen!’

De aantrekkingskracht van titels

Ga verder met D3.3 Tekstschrijven